Skip to main content

Begrippenlijst

Hieronder vind je omschrijvingen van begrippen die je tijdens een actieonderzoek vaak tegenkomt. Daar waar begrippen afkomstig zijn uit traditionele onderzoeks- en veranderbenaderingen maken we expliciet hoe deze begrippen in actieonderzoek een andere betekenis krijgen.

Mis je een begrip of heb je een voorstel voor een betere omschrijving? Meld het op het Community-platform.

A | BC | D | E | G | I | K | L | M | N | O | P | R | S | T | V | W |

A

Abductie

Een manier van redeneren waarbij een mogelijke verklaring voor een (onverwacht) verschijnsel als de juiste wordt gekozen. Abductie is een belangrijk principe binnen design thinking.

Actiespiraal

Ander woord voor een cyclus in het actieonderzoek.

Appreciative Inquiry

Benadering van onderzoek waarbij de focus ligt op hetgeen goed gaat en/of op de kracht van iets of iemand zodat dit vervolgens kan worden versterkt en/of uitgebouwd.

Agile

Manier van werken volgens de principes van flexibiliteit, cyclisch werken, multidisciplinair samenwerken. Agile ontstond in de softwareontwikkeling, maar wordt inmiddels ook toegepast op innovatie- en organisatieprocessen en binnen het projectmanagement.

Arresting moments

Momenten in het actieonderzoek waarbij mensen anders gaan kijken naar dingen die ze tot die tijd vanzelfsprekend vonden of die ze daarvoor fundamenteel anders ervoeren of beoordeelden.

Audit trail

Het zorgvuldig beschrijven van acties en gemaakte keuzes gedurende het actieonderzoek, inclusief beweegredenen. Dit dient als basis voor verantwoording en reflectie.

Axiaal coderen

De tweede ronde van coderen waarbij de codes onderling worden vergeleken en beoordeeld op relevantie m.b.t. het onderwerp.

C

CIMO-logica

Manier om de effecten van een interventie in kaart te brengen met aandacht voor de lokaliteit van bevindingen door het volgende te beschrijven: context-interventie-mechanisme-outcome.

Coderen

Het analyseren van tekst door tekstfragmenten of andere vormen van data van een code (omschrijving) te voorzien.

Context

De unieke omstandigheden waarbinnen een actieonderzoek plaatsvindt. Deze worden mede lokaal-historisch en lokaal-cultureel bepaald.

Constructivisme

Paradigma dat processen van betekenisgeving centraal stelt. Constructivisten zijn ervan overtuigd dat we de wereld om ons heen betekenis geven door mentale processen en sociale interactie.

Constructionisme

Paradigma dat de totstandkoming van sociale werkelijkheden op basis van relationele processen centraal stelt. Constructionisten zijn van mening dat de lokaal-culturele en lokaal-historische context van grote invloed is op de sociale constructies die tijdens interacties kunnen ontstaan.

D

Datageneratie

De co-creatie van data door de inzet van methodieken en interactie tussen betrokkenen tijdens het actieonderzoek. Een actieonderzoeker prefereert de term datageneratie boven dataverzameling.

Datatriangulatie

Het proces waarbij door de inzet van methodieken ‘data’ worden gegenereerd. Alternatieve term voor het meer klassieke woord ‘dataverzameling’.

Deductie

Een manier van onderzoeken of redeneren waarbij je start vanuit een theorie of hypothese die je vervolgens aan de praktijk toetst.

Design thinking

Een methodiek voor het ontwerpen van nieuwe oplossingen voor bestaande problemen, gericht op de behoeften en op basis van een iteratief proces met een multidisciplinair team.

Diagnosefase

De eerste fase van het actieonderzoek waarin het voorliggend vraagstuk in kaart wordt gebracht. Ook wel oriëntatiefase, verkenningsfase of constructiefase genoemd.

Dialoog

Een gespreksvorm die is gebaseerd op de principes van openheid en actief luisteren, waarbij de deelnemers bereid zijn om te twijfelen over hun eigen opvattingen en openstaan voor nieuwe inzichten.

Discours

Een verzameling van met elkaar verbonden teksten en praktijken die samen een object tot leven brengen. De manier waarop een groep mensen over iets of iemand spreekt en hiermee iets of iemand ‘construeert’.

E

Emancipatoir

Een kernmerk van een activiteit of proces dat de emancipatie van een persoon of groep personen bevordert doordat zij nieuwe kennis en vaardigheden ontwikkelen en/of meer rechten krijgen, zelfstandiger worden en er gelijkwaardigheid ontstaat.

Emergent design

Een emergent design is een design dat keuzes en beslissingen over bijvoorbeeld de inzet van methodieken, doelen of onderzoeksvragen deels of geheel open laat. Er is bovendien ruimte voor het bijstellen van keuzes en beslissingen op basis van tussentijdse bevindingen c.q. voortschrijdend inzicht. Een emergent design is het tegenoverstelde van een blauwdruk, oftewel een vooraf uitgedacht ontwerp/plan van aanpak waarvan niet meer wordt afgeweken.

Ethiek

Ethiek is de kritische reflectie op de moraal en haar grondslagen. De moraal omvat normen en waarden, maar ook gewoonten en gebruiken die ons handelen vormgeven. Ethiek is de systematische studie naar het antwoord op de vraag: “Wat is het goede om te doen?”.

Evaluatie

Het verzamelen, interpreteren en presenteren van informatie om de waarde van een resultaat of proces te bepalen.

Ex ante evaluatie

Evaluatieonderzoek dat plaatsvindt voorafgaand aan een beslissing over nieuw beleid, nieuwe interventies/maatregelen of projecten. De huidige situatie, de diverse (beleids)opties, de visies hierop en de mogelijke effecten worden onderzocht.

Ex durante evaluatie

Evaluatieonderzoek dat plaatsvindt gedurende de uitvoering van beleid, een project of interventie: het betreft het monitoren en waarderen van de uitvoering.

Ex post evaluatie

Evaluatieonderzoek dat plaatsvindt na afloop van de implementatie van een (beleids)maatregel, interventie of project. Aan de hand van criteria worden resultaten in kaart gebracht.

Externe validiteit

Externe validiteit of generaliseerbaarheid is een kwaliteits-/beoordelingscriterium dat betrekking heeft op de mate waarin de resultaten op grotere groepen mensen en/of andere situaties van toepassing zijn.

G

Generatief onderzoek

Alle onderzoeksbenaderingen die al gedurende een onderzoek een verandering in de onderzochte praktijk beogen. Actieonderzoek is te zien als een vorm van generatief onderzoek.

Gesitueerdheid

Zie lokaliteit

Gestructureerd interview

Interview waarbij de volgorde van de vooraf opgestelde vragenlijst wordt aangehouden en er dus niet wordt afgeweken van het vooraf bedachte plan.

Getemd probleem

Bij een getemd probleem is er sprake van a) veel kennis over oorzaak en oplossingen en b) consensus over de wenselijkheid en mogelijkheden om het probleem aan te pakken. Een getemd probleem is het tegenovergestelde van een ongetemd probleem of ‘weerbarstig vraagstuk’ – zie weerbarstig vraagstuk.

Grijze literatuur

Term die wordt gebruikt om te verwijzen naar de literatuur die het midden houdt tussen wetenschappelijke peer-reviewed publicaties en publicaties waar geen formele kwaliteitscontrole voor wordt georganiseerd. Voorbeelden van grijze literatuur zijn artikelen in vakbladen, rapportages van departementen of onderzoeksbureaus en essays in kranten.

I

Inductie

Een manier van onderzoeken of redeneren waarbij je op grond van de gegenereerde data tot een algemene regel of theorie komt. Inductief onderzoek kun je daarmee zien als ‘bottom-up onderzoek’.

Inspannings-
verplichting

De opdrachtnemer garandeert zich in te spannen voor het behalen van een beoogd resultaat, zonder het resultaat te garanderen.

Interne validiteit

Een kwaliteits-/beoordelingscriterium uit het klassieke onderzoek dat zich richt op de vraag of het onderzoek meet wat het moet meten.

Iteratie

Herhaling van fasen, stappen of activiteiten waarbij je steeds een stukje dichter bij het realiseren van je doelen probeert te komen en/of die doelen bijstelt/aanscherpt.

K

Kennisdoel

De kennis die jullie met het actieonderzoek hopen te ontwikkelen. Het gaat dan om inzichten die ook voor anderen dan de direct betrokkenen nuttig kunnen zijn en/of die ook in andere lokale contexten bruikbaar kunnen zijn.

L

Likertschaal

Een kwantitatieve meetmethode waarbij de respondent wordt gevraagd om de mate van instemming met een bepaalde uitspraak aan te geven door middel van een meerkeuzevraag. Veelgebruikte extremen zijn ‘volledig mee eens’ en  ‘volledig mee oneens’ of ‘heel tevreden’ en ‘heel ontevreden’.

Logboek

Een bestand waarin je bijhoudt op welke datum welke onderzoeksactiviteiten plaatsvonden, met welke resultaten en eventueel ook welke overwegingen/of aandachtspunten.

Lokaliteit

De context waarbinnen iets plaatsvindt en die relevant is voor het duiden van onderzoeksresultaten. De lokale context kan een geografische plek, een organisatie of geografisch gebonden netwerk zijn, maar het kan ook een internationale gemeenschap van mensen zijn.

M

Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC)

Een commissie die voorstellen voor wetenschappelijk onderzoek in de gezondheidszorg toetst. De commissie beoordeelt of wetenschappelijk onderzoek onder de Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO) valt en of het voorstel voldoet aan de eisen die worden gesteld aan wetenschappelijk onderzoek.

Member check

Activiteit waarbij een of meerdere geïnterviewden/betrokkenen wordt gevraagd mee te lezen met een transcript of verslag en te reageren op hetgeen is opgeschreven om te toetsen of zij het relevant, correct, volledig en/of bruikbaar achten.

Methode

Een weldoordachte manier van handelen gericht op het bereiken van een bepaald doel. In actieonderzoek zijn methodieken gericht op veranderdoelen, leerdoelen en kennisdoelen.

Methodetriangulatie

De inzet van meerdere methodieken voor het beantwoorden van onderzoeksvragen en/of het toewerken naar je doelen.

Methodologie

De keuzes die we maken ten aanzien van modellen, theorieën en methoden.

Mixed-methods onderzoek

Een onderzoek dat gebruik maakt van zowel kwalitatieve als kwantitatieve onderzoeksmethodieken.

N

Narratief

Een gestructureerd verhaal over gebeurtenissen en/of personages waarin ervaringen, problemen en/of oplossingen worden besproken. Het woord narratief wordt ook gebruikt om te verwijzen naar een overkoepelende verhaallijn die over een langere periode is opgebouwd. Deze is dan vaak ontstaan uit diverse kleinere verhalen die herhaaldelijk zijn verteld door meerdere mensen.

Narratieve data

Data met een ‘verhalend’ karakter, die ontstaan door het genereren van verhalen.

Naturally occurring data

Data die er ook waren geweest zonder het actieonderzoek en die dus niet door de deelnemers aan het actieonderzoek worden gegenereerd.

O

Observerende participant

Een persoon die tijdens zijn/haar deelname aan een activiteit of proces tegelijkertijd observeert. Hierbij is een onderscheid te maken tussen verhulde en niet-verhulde observatie: maakt de observator vooraf wel/niet bekend dat hij/zij naast het participeren ook aan het observeren is?

Ongestructureerd interview

Tijdens dit interview wordt er begonnen met een beginvraag. Daarna wordt er dieper ingegaan op het onderwerp, maar zijn er voorafgaand geen vragen en/of onderwerpen bedacht. De onderzoeker voert weinig regie op de inhoud van het gesprek, maar zorgt er wel voor dat er over één onderwerp wordt gesproken. Een narratief interview is een voorbeeld van een ongestructureerd interview: het verhaal van de persoon die wordt geïnterviewd is het vertrekpunt voor het gesprek.

Ongetemd probleem

Een complex probleem dat moeilijk of onmogelijk oplosbaar is door onvolledige en/of tegenstrijdige informatie en belangen binnen een snel veranderende context. Er is, kortom, een tekort aan consensus en kennis. Ongetemde problemen worden ook wel ‘wicked problems’ en taaie of weerbarstige vraagstukken genoemd.

Open coderen

De eerste ronde van coderen waarbij voorlopige codes worden toegekend door patronen of herhalingen in de teksten te ontdekken.

P

Paradigma

Een wetenschappelijk paradigma is het denkkader waaruit onderzoekers de ‘werkelijkheid’ beschrijven en analyseren. Het paradigma van een actieonderzoeker is doorgaans anders dan het paradigma van een klassieke onderzoeker. Het kennen en begrijpen van de verschillende paradigma’s helpt om te verklaren en te beargumenteren waarom de actieonderzoeker participeert in het onderzoek en waarom contextualiteit en reflexiviteit belangrijke kernwaarden zijn.

Participatie

Actieve deelname.

Participerende observator

Een persoon die een activiteit/proces observeert en tegelijkertijd participeert in deze activiteit/dit proces.

Peer review

Een of meerdere collega’s bekijken en beoordelen een tekst/publicatie en voorzien deze van commentaar.

Persona

Een persona is een fictief persoon die we gedetailleerd beschrijven. Alle kenmerken die voor verander-, kennis- of leerdoel belangrijk zijn, nemen we in deze beschrijving mee.  Denk aan leeftijd, geslacht, sociaal netwerk, ondersteuningsvraag, indicatie, vaardigheden. Om in te gaan op de veelheid (pluraliteit) van behoeften van een bepaalde groep, kun je met verschillende persona’s werken.

Prompt

Een prompt is een actie tijdens een interview/gesprek die is bedoeld om een reactie uit te lokken. Het kan gaan om een extra stimulans, een hint of provocatie.

R

Randomised controlled trial (RCT)

Een prospectieve studie, gericht op het aantonen van de causale samenhang tussen interventie en effect. Dit op basis van een onderzoeksontwerp dat zich kenmerkt door manipulatie van de onafhankelijke variabele, controle van de onderzoeker en randomisering van deelnemers over een interventie- en controlegroep.

Reflexiviteit

Proces waarbij observaties, kennis, ervaringen en/of overtuigingen worden overdacht en besproken. Hierbij is aandacht voor eenieders aannames, normen, waarden en overtuigingen, hetgeen tweede orde leren mogelijk maakt (zie tweede orde leren).

Resultaatverplichting

De opdrachtnemer verplicht zich tot het realiseren van een bepaald resultaat, ongeacht de inspanningen die hiervoor gaandeweg nodig blijken te zijn.

S

Saturatie

Van saturatie is sprake wanneer nieuwe interviews of andersoortige activiteiten grotendeels dezelfde informatie opleveren. Je data zijn dus verzadigd.

Selectief coderen

De laatste ronde van coderen waarbij het analyseren en het leggen van verbanden tussen de thema’s centraal staan.

Semi-gestructureerd interview

Bij dit interview wordt gewerkt met een topiclijst, onderwerpen en/of vragen, die aan bod kunnen komen tijdens het interview. De volgorde en precieze verwoording wordt vaak als minder relevant gezien. Soms kan het ook zijn dat sommige onderwerpen/vragen niet aan bod komen.

Stakeholderanalyse

Proces waarbij alle bij het vraagstuk betrokken actoren in kaart worden gebracht, met daarbij aandacht voor hun belang bij en/of potentiële rol in het vraagstuk.

T

Theoretisch kader

Uitwerking van de bestaande theorieën rondom het onderwerp van een onderzoek.

Thick description

Proces waarbij je de context van je onderzoek en de gebeurtenissen, analyses en bevindingen ‘rijk’ omschrijft. Dat wil zeggen: met oog voor detail. Dit verhoogt de transfereerbaarheid van je onderzoek.

Transcript

Uitgeschreven tekst van een (groeps)interview, vaak woordelijk en vaak inclusief versprekingen, stiltes en tussenwoorden (ehm, eh, hmm).

Transfereren (of transleren)

Het proces waarbij je de bevindingen uit de ene lokale context probeert te vertalen naar een andere lokale context.

Triangulatie

De inzet van meerdere methodieken en/of datatypen. Zie ook datatriangulatie en methodetriangulatie.

Tweede orde leren (‘double loop learning’)

Van tweede orde leren (‘double loop learning’) is sprake wanneer je op basis van ervaringen kijkt naar de onderliggende aannames, normen, waarden, patronen of doelen – en hierop wijzigingen aanbrengt.

V

Valorisatie

Valorisatie is het benutten of tot nut maken van kennis in en voor de maatschappij. Waardecreatie uit kennis kan vorm krijgen door deze kennis te vertalen naar producten, diensten of processen. Het begrip valorisatie stamt uit de klassieke, positivistische wetenschap en betreft daarom doorgaans het benutten van kennis na afloop van het onderzoek.

Veranderdoel

De veranderingen die jullie met het actieonderzoek nastreven, zoals herontwerp van processen, anders samenwerken, anders leren, anders organiseren of de ontwikkeling van een innovatie of transformatie.

Volledige observant

Een observator die zoveel mogelijk aan de zijlijn blijft staan. Hij/zij kijkt als het ware van achter de schermen mee tijdens het observeren. Dit wordt ook wel niet-participatieve observatie genoemd.

W

Weerbarstig vraagstuk (wicked problem)

Complexe problemen die moeilijk of onmogelijk oplosbaar zijn door onvolledige en/of tegenstrijdige informatie en belangen binnen een snel veranderende context. Er is, kortom, een tekort aan consensus en kennis.

Wetenschapsparadigma

Het stelsel van theorieën en denkbeelden dat, binnen een wetenschappelijke discipline, het kader vormt van waaruit de werkelijkheid beschreven en geanalyseerd wordt.