Veelgestelde vragen
Hieronder vind je antwoorden op veelgestelde vragen. De veelgestelde vragen gaan over:
Hieronder vind je antwoorden op veelgestelde vragen. De veelgestelde vragen gaan over:
Dat is een terechte vraag. Verander- leer- en onderzoeksprocessen hebben vaak overlap. Het een zet het ander in beweging. Leren doe je bijvoorbeeld vaak door iets te onderzoeken. En als je bezig bent met een veranderproces, leer je ook vaak automatisch allerlei nieuwe dingen. Juist omdat deze drie al zo vaak samengaan, probeert actieonderzoek een optimale kruisbestuiving te creëeren. Bewust nadenken over wat er te leren valt, welke nieuwe kennis er te ontwikkelen valt en wat je kunt en wilt veranderen, blijkt keer op keer weer heel waardevol voor het verdere veranderproces.
Het idee achter actieonderzoek is dat leren, veranderen en onderzoeken een krachtige combinatie zijn en elkaar versterken. Bovendien kunnen ze ook bijna niet zonder elkaar. Probeer maar eens iets te veranderen zonder iets te onderzoeken. Bovendien denken wij dat je het beste leert door tegelijkertijd iets te veranderen. En dat je geen onderzoek kunt doen zonder ook iets te veranderen. Over dat laatste lees je meer op de pagina met theoretische verdieping.
Je kunt wel verschillende accenten leggen. In het ene actieonderzoek focus je je misschien sterker op de professionele ontwikkeling van mensen en in het andere op het ontwikkelen van een nieuwe werkwijze of het delen van kennis.
Dat klopt. Grote kans dat je tijdens je studie hebt geleerd dat je bij onderzoek altijd na moet denken over de maatschappelijke relevantie. Het grote verschil tussen klassiek onderzoek en actieonderzoek is dat je als actieonderzoeker al tijdens het actieonderzoek naar verandering in de praktijk streeft.
Bij klassiek onderzoek probeert de onderzoeker tijdens het onderzoek juist geen invloed uit te oefenen. De maatschappelijke meerwaarde vindt bij klassiek onderzoek plaats door valorisatie: het benutten van kennis na afloop van het onderzoek. Het streven naar verandering tijdens en door middel van onderzoek is uniek voor actieonderzoek en verschilt dus sterk van traditionele onderzoeksbenaderingen.
Een terechte vraag. Een zorgvuldig verander-, leer, en onderzoeksproces kost tijd en dus ook geld. Soms moet je keuzes maken, omdat niet alles haalbaar is. Je kunt niet evenveel tijd besteden aan het stukje leren als veranderen als onderzoek. Dat is ook binnen elk veranderproces, leerproces en onderzoeksproces al zo. Het is dus erg belangrijk dat je tijdens een actieonderzoek goed nadenkt over wat gezien de beschikbare tijd en middelen haalbaar is. Zodat je keuzes goed kunt onderbouwen.
Dat is zeker een risico. Ze kunnen elkaar echter ook versterken. Juist door zo dicht op de verandering en leerprocessen te zitten, kun je heel interessante en toepasbare kennis ontwikkelen. En doordat je streeft naar kennis, ben je minder snel geneigd om te handelen op basis van verkeerde aannames. Je bent sneller geneigd om zaken goed uit te zoeken. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat in de weerbarstige praktijk het soms lastig blijkt om grondig te blijven in je datageneratie. Member checks kosten tijd. Participatie kost tijd. Goede analyses kosten tijd. Soms is grondigheid niet haalbaar. Maak zulke afwegingen zorgvuldig en zoveel mogelijk in samenspraak met betrokkenen. En wees transparant over je keuzes.
Ja, mits het goed wordt uitgevoerd. De resultaten van actieonderzoek worden dus ook regelmatig gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften na het bekende proces van ‘peer review’. Het is tegelijkertijd wel de vraag wat telt als ‘wetenschappelijke kennis’. Actieonderzoekers werken vanuit een ander onderzoeksparadigma dan klassieke wetenschappers en hebben daarmee een andere visie op de aard van kennis. Meer hierover lees je op de pagina ‘theoretische verdieping‘.
Dat is inderdaad wat paradoxaal. In een actieonderzoek wordt onderzoeken en veranderen een gezamenlijk proces. Alle deelnemers zijn dus te zien als co-onderzoeker en co-veranderaar. Bovendien is het proces van onderzoeken onderdeel van het proces van veranderen. En andersom.
Dat gezegd hebbende, kun je ervoor kiezen om toch een rol aan te wijzen voor de persoon die het proces faciliteert. Daar kun je het woord actieonderzoeker voor gebruiken. Maar je kunt ook voor een ander woord kiezen, zoals projectleider, coördinator of facilitator. Het is mooi om hier in gezamenlijkheid bewuste keuzes in te maken die passen bij hoe jullie het project willen vormgeven.
Ja, wat ons betreft kun je zonder participatie niet spreken van actieonderzoek. In de wetenschappelijke literatuur zie je wel dat sommige actieonderzoekers de mate van participatie beperken. De participatieladder helpt om na te denken over hoeveel invloed je mensen wilt geven en welke rollen daarbij passen. Bij de onderste drie treden van de ladder (informeren, raadplegen en adviseren) is er sprake van het consulteren van patiënten. Op de hoogste drie treden is er sprake van actieve participatie. Mensen zijn dan adviseur, partner of regisseur.
Dat klopt. In zekere zin is participatief actieonderzoek net zoiets als witte sneeuw. Een pleonasme dus. Toch is er een aparte ‘stroming’ binnen het actieonderzoek, die we PAR noemen. PAR kent een zeer hoge mate van participatie, waarbij lokaal betrokkenen in alle fasen van het onderzoek actief deelnemen en daar in sterke mate zelf sturing aan geven. PAR wil onderdrukte groepen of mensen met beperkte vaardigheden of kennis op een bepaald gebied ‘empoweren”’zodat ze beter in staat zijn om hun eigen positie en leef- en werkomstandigheden te verbeteren.
Participatie kan op allerlei verschillende manieren vorm krijgen. De participatieladder helpt om na te denken over hoeveel invloed je mensen wil geven en welke rollen daarbij passen. Bij de onderste 3 treden van de ladder (informeren, raadplegen en adviseren) is er sprake van het consulteren van patiënten. Op de hoogste drie treden is er sprake van actieve participatie. Mensen zijn dan adviseur, partner of regisseur.
Een ervaringsdeskundige is iemand die zich heeft bekwaamd in het inbrengen van zijn ervaringen en (ervaringskennis) ten behoeve van betere zorg. Ervaringsdeskundigen kunnen een rol vervullen bij het verlenen en verbeteren van zorg, beleidsontwikkeling, strategie- en visievorming, het doen van (actie)onderzoek en/of uitvoeren van projecten. Niet iedereen die tijdens een onderzoek ervaringen inbrengt is een ervaringsdeskundige. In de GGZ bestaat er voor ervaringsdeskundigen een beroepscompententieprofiel.
Ervaringskennis ontstaat wanneer mensen hun eigen ervaringen analyseren en vergelijken of verbinden met de ervaringen van anderen (Van Erp e.a., 2011).
Omdat we ervan uitgaan dat elke context uniek is, vervangen we het beoordelingscriterum generaliseerbaarheid door het criterium van transfereerbaarheid.
Het belangrijkste is dat de lezers van je rapport voor zichzelf kunnen bepalen of hun situatie/context vergelijkbaar is en of de uitkomsten dus ook op hen van toepassing kunnen zijn. Daar zijn verschillende manieren voor, zoals de CIMO-logica. Daarbij beschrijf je de context, interventie, mechanisme en outcome.
De aandacht voor contextualiteit betekent dat actieonderzoekers in artikelen en rapportages proberen duidelijk te maken waar het actieonderzoek plaatsvond en onder welke omstandigheden. Verhalen en “thick descriptions” dus.
Door het stellen van vragen stimuleert je reflectie bij anderen. Als actieonderzoeker zie je het stellen van vragen dus als een interventie die een proces van leren en veranderen op gang brengt.
Reflexiviteit gaat ook over politieke en ethische vragen. Omdat de onderzoeker met zijn onderzoek samen met anderen de praktijk aan het veranderen is, is het belangrijk dat er voortdurend ethische vragen worden gesteld, zoals: waarom betrekken we hem wel en haar niet? Welke gevolgen heeft dit onderzoek en is dat wenselijk?
Dit onderscheid is vergelijkbaar met het onderscheid tussen single en double loop learning. Bij reflectiviteit is er sprake van reflectie zonder te kijken naar onderliggende en/of alternatieve aannames, normen en waarden. Bij reflexiviteit is dat wel het geval.
Dat zou zomaar kunnen. Je komt cyclisch werken ook tegen in de ICT: scrum en agile werken. Daarnaast kennen we bijna allemaal wel Plan-do-check-act (PDCA). Ook is agile organiseren in opkomst: flexibel, cyclisch en multidisciplinair werken. Hierover lees je meer op de pagina met verwanten van actieonderzoek.
Wij onderscheiden de fasen van ‘diagnose’, ‘actieplan maken’, ‘acties uitvoeren’ en ‘evalueren en reflecteren’. Er zijn ook andere faseringen. Coghlan & Brannick hebben het bijvoorbeeld over de fasen van “construeren”, “actie plannen”, “actie nemen” en “actie evalueren”. Van Lieshout et al. (2017) hebben het over cycli van “plannen”, “doen & observeren”, “reflecteren” en “plan herzien”.
Wat je precies per fase in de cyclus doet, is aan jullie om te bepalen. Lees hierover meer in de pagina over de fasen van actieonderzoek of doe inspiratie op in ons overzicht van methodieken en werkvormen.
Daar ligt inderdaad een risico. Complexe veranderprocessen zijn niet lineair. In de weerbarstige praktijk lopen fasen soms tegelijk en naast elkaar. Bovendien ga beweeg je soms een stapje terug in een cyclus. Het werken in cycli is daarmee vooral te zien als een hulpmiddel en geen doel op zich. Wij adviseren je om als actieonderzoeker altijd bereid te zijn om het plan voor een cyclus los te laten.
Dat is sterk afhankelijk van het vraagstuk en de context. De doorlooptijd van een 2e, 3e, 4e cyclus is doorgaans korter dan de eerste diagnosefase. Ook het beschikbare budget en de doorlooptijd bepalen (helaas) hoe lang en grondig jullie de probleemanalyse kunnen uitvoeren. Verder beïnvloedt de complexiteit van het vraagstuk, inclusief het aantal betrokken stakeholders, de doorlooptijd. Doorlooptijden van de diagnosefase variëren van enkele dagen tot maanden. Voor een voorbeeld van een diagnosefase die maanden in beslag nam vanwege de hoge complexiteit, zie ons onderzoek “Onbegrepen ziek”.
Bij de start van je actieonderzoek is het altijd verstandig om grondig stil te staan bij het vraagstuk, de betrokken stakeholders, de verschillende perspectieven. Wanneer je eenmaal gestart bent met een cyclus, wordt het lastiger om te bepalen wanneer het weer tijd is voor een nieuwe diagnosefase. Je kunt een planning maken en je voornemen om na X weken weer een nieuwe cyclus te starten. Maar een actieonderzoek laat zich doorgaans slecht plannen en het kan al eerder of juist later dan verwacht nodig blijken. Juist als dingen anders gaan dan gepland, is er vaak veel te leren over waarom dat is, en is het zinvol weer opnieuw stil te staan bij wat er gebeurt, waarom, en wat dat betekent.
Gebruik de 3M’s om uit te leggen wat je van je opdrachtgever verwacht:
Voor het maken van je actieplan kun je putten uit het overzicht van methodieken. Een mix van methodieken kan goed werken: interviews/1-op-1 gesprekken, een ideeënbus en een groepsbijeenkomst. Denk goed na over de meest geschikte werkvorm. Het overzicht van werkvormen kan hierbij behulpzaam zijn.
Dat hangt af van hoe je normaal plannen maakt. Bij actieonderzoek doe je dat volgens de kernwaarden: participatief (dus in co-creatie), reflexief, met aandacht voor inzet van de meest passende methodieken en met oog voor datageneratie. Het maken van een actieplan leert je immers veel over het vraagstuk, de verschillende perspectieven daarop en de belangen die spelen. De co-creatie van het actieplan is dus ook een proces van datageneratie. Denk goed na over hoe je deze data wilt vastleggen en hoe/wanneer je reflectie wilt organiseren op deze co-creatie.
Goede vraag! Dat is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Eigenlijk kan je alles als actie zien: ook denken of het doen van een probleem-analyse In actieonderzoek bedoelen we met actie vooral de activiteiten waarmee je je doelen hoopt te realiseren. Dat kan het trainen van mensen zijn, interviewen, maar ook een goed persoonlijk gesprek of een escalatie als dingen niet gaan zoals verwacht.
Zeker. “Er is niets mis met een plan, mits je bereid bent het ook weer los te laten”. En mits jullie wel een open blik houden en dus oog houden voor de onvoorziene gevolgen van de ingezette acties.
Dat kan op veel verschillende manieren: met actielijstjes in excel, met “check-ins” (korte overleggen aan de start van een dag/week), voortgangsgesprekken, vragenlijsten, logboeken, analyse van gebruikersdata uit ICT-systemen. Voor het maken van een plan voor het monitoren van acties, kunnen jullie putten uit het overzicht van methodieken.
Dat kan op vele manieren: via een presentatie, een rapportage, een infographic, in 1-op-1 gesprekken. Kijk vooral eens naar ons overzicht van werkvormen en doe inspiratie op in onze kennisbank.
Dat kan op vele manieren: via een presentatie, een rapportage, een infographic, in 1-op-1 gesprekken. Kijk vooral eens naar ons overzicht van werkvormen en doe inspiratie op in onze kennisbank.
Nee, dit tijdens elke fase een belangrijke activiteit.
Dat kun je hen natuurlijk het beste zelf vragen ;). De filosoof Bakhtin spreekt over ‘speech genres’ en hoe belangrijk het is om je genre af te stemmen op de persoon tot wie je je richt. Overweeg daarom bij een diverse groep betrokkenen meerdere rapportagevormen c.q. communicatiestijlen. Wij werken bijvoorbeeld vaak met een mix van rapportages, Powerpoints en infographics. Ook binnen de wetenschappelijke gemeenschap zie je per wetenschappelijk journal belangrijke verschillen die mede de keuze voor het journal bepalen maar ook hoe je je actieonderzoek presenteert.
Schrijf in de actieve vorm en voorkom de lijdende vorm. Maak gebruik van verhelderende tussenkopjes. Werk met kleuren, afbeeldingen, pictogrammen. Zorg voor een tekstuele samenvatting of samenvattende infographic. Gebruik korte zinnen. In veel gevallen is B1-niveau aan te raden: gebruik hiervoor de website www.ishetb1.nl. Laat conceptversies lezen door mensen uit je beoogde doelgroep.
Liefst niet alleen op het einde: je wilt bij een actieonderzoek op meerdere momenten het net op halen en mensen laten reflecteren op de tussentijdse bevindingen. Rapporteer dus liever wat vaker “kort maar krachtig” dan eenmalig met een lang stuk.
Er is vaak al heel veel nuttig onderzoek gedaan en zijn vaak al mooie tools ontwikkeld. Het is daarom goed om je in te lezen en niet het wiel opnieuw uit te vinden. Ook kun je op discussies in vakbladen en op de media al veel leren over de dominante opvattingen over een vraagstuk. Dat maakt je scherpt en helpt je om de goede vragen te stellen en de juiste stakeholders aan te haken.
Via Google Scholar en PubMed kan je gemakkelijk wetenschappelijk onderzoeken zoeken over jouw onderwerp. Als je op zoek bent naar meer praktijkgerichte artikelen, zoals blogs, is Google een handige start. Of (online) vakbladen. Je kunt natuurlijk ook een oproep doen op sociale media.
Wetenschappelijke artikelen, essays, blogs, ingezonden brieven, artikelen in vaktijdschriften. Maar ook handreikingen, handboeken, online leeromgevingen, websites en vragenlijsten.
Wanneer je met een zogenaamd “wicked probleem” of weerbarstig vraagstuk te maken hebt. Oftewel een onderwerp waar veel verschillende meningen over bestaan. Dan is het heel waardevol om op sociale media, de websites van belangenverenigingen en in beleidsstukken te kijken welke argumenten worden gebruikt. Voor ons onderzoek naar ME/CVS was dit de basis van een zogenaamde discours-analyse. Zie:….
Het is gebruikelijk om in ieder geval in de diagnosefase deskresearch uit te voeren, maar het kan ook in de andere fasen. Als je een actieplan aan het maken bent, is het bijvoorbeeld zinvol om te inventariseren welke oplossingen al bedacht en beproefd zijn.
De tool waarin je de vragenlijst genereert een url en/of QR-code voor het verspreiden van de vragenlijst. De url of QR-code kun je verspreiden via een e-mail, berichten op sociale media of een poster die je ophangt op een plek waar beoogde respondenten komen. Besteed aandacht aan de co-creactie van een wervende uitnodigingstekst.
Dit hangt van de lengte en complexiteit van de vragenlijst af, maar je doet er meestal goed aan om rekening te houden met een stevige tijdsinvestering. Vragenlijstontwikkeling vraagt behoorlijk wat creativiteit, grondigheid en doorzettingsvermogen. Het organiseren van de participatie bij het ontwerp, het zorgvuldig keuzes maken en het testen en perfectioneren maken het proces tijdrovend. Houd rekening met minimaal 16 uur van de actieonderzoeker en zo’n 4 uur van direct betrokkenen, maar 40 uur tijdsinvestering door de actieonderzoeker is ook niet ongebruikelijk.
Een vragenlijst is handig indien je in korte tijd veel reacties op een bepaald onderwerp wilt ontvangen. Echter, kan je met een vragenlijst niet doorvragen als men een antwoord geeft op een vraag. Een interview is daarvoor meer passend. Als je alleen met gesloten vragen werkt, zal je vaker aanvullend een interview houden voor meer verdieping in de antwoorden te krijgen.
Maak een datamanagementplan. Zorg dat je naar de respondenten duidelijk communiceert waarom je deze vragenlijststudie uitvoert en wat er met hun data gebeurt. In de kennisbank vind je voorbeelden van hoe je dat kunt doen. Het blijft altijd verstandig om een jurist mee te laten kijken. Ook de METC zal toetsen of jullie zorgvuldig met data en privacy omgaan.
Een logboek is bedoeld om vooral de belangrijkste activiteiten bij te houden. Het is en zo compleet mogelijk overzicht van al je acties: datum, tijd, activiteit, deelnemers en eventueel de resultaten. In een reflectiedagboek staan reflecties centraal. Deze hoeven niet per se aan gebeurtenissen gekoppeld te zijn. Je kunt er ingevingen of zogenaamde “arresting moments ” in opschrijven. Ook schrijf je op welke keuzes je maakt en waarom. Afhankelijk van je leer-, verander- en kennisdoelen kun je ook andere onderwerpen in je reflectiedagboek behandelen. Zie de kennisbank voor verschillende voorbeelden van logboeken en reflectiedagboeken.
Veelgebruikte vormen zijn: a) op vaste momenten een vragenlijst invullen b) notities maken in een boekje dat je altijd met je meedraagt c) voiceberichten inspreken op je telefoon d) foto’s maken.
Een reflectie is van meerwaarde voor jezelf als onderzoeker, projectleider, beleidsmedewerker, etc. om bewust stil te staan bij sommige keuzes of gebeurtenissen. Dit kan je helpen jouw persoonlijke ontwikkeling als persoon en professional. Daarnaast is het voor het onderzoek van meerwaarde omdat het duidelijk wordt waarom dingen zijn gegaan zoals ze zijn gegaan en of je dit in een volgende vergelijkbare situatie ook zo zou doen.
Dat hangt af van je ervaring, het aantal mensen dat betrokken is bij de voorbereidingen op de focusgroep en de grondigheid van de voorbereidingen. Wanneer je mensen wilt interviewen ter voorbereiding, kan dat zomaar eens 80 uur kosten. Maar wanneer je met een brainstormsessie een topiclijst en draaiboek maakt, kun je ook met 4-8 uur klaar zijn. In het algemeen geldt: hoe meer belangen, perspectieven en betrokkenen, des te verstandiger het is om veel voorwerk te doen.
Dit is sterk afhankelijk van de doelgroep. Meestal duurt een focusgroep 1-2 uur. Bij een focusgroep van 1,5 uur of langer is het goed om of zelf een pauze in te lassen of om te vragen aan de respondenten waar zij behoefte aan hebben.
Er zijn heel veel leuke tools die je kan gebruiken om een focusgroep interactief te maken, zowel online als offline. Zoek voor inspiratie onder de kop werkvormen of bestel ‘Het grote werkvormenboek’. Tools als Kahoot, Mentimeter, Mural & Miro zijn behulpzaam bij online sessies.
6-10 personen. Dan kan iedereen actief deelnemen en kunnen mensen op elkaar reageren. Maak bij het bepalen van het aantal uitnodigingen een inschatting van het risico op ‘no shows’. Wanneer dat risico groot is, kun je het beste minimaal 10 mensen uitnodigen. Bij een klein risico hierop, volstaat het versturen van 6-8 uitnodigingen.
Bij een focusgroep kunnen respondenten elkaar beïnvloeden. Dit dus is handig om in te zetten als verander,- en bewustwordingsinstrument: respondenten kunnen naar aanleiding van de focusgroep de zienswijze van anderen beter begrijpen en tot nieuwe inzichten komen. Daarnaast levert een focusgroep t.o.v. een interview tijdswinst op omdat je meerdere respondenten tegelijk spreekt.
Elke deelnemer heeft minder spreektijd. Je komt dus minder te weten over diens wensen, ideeën en/of ervaringen. Sommige mensen vinden het bovendien lastig om zichzelf in een groepsbijeenkomst te laten zien.
Wij adviseren dit te doen wanneer mensen in hun eigen tijd aan een focsugroep bijdragen. Iemand maakt tijd vrij om met jou in gesprek te gaan. De Patiëntenfederatie raadt aan om patiënten een vergoeding te geven van €100,- per uur. Dit is best een fors bedrag en niet in alle gevallen mogelijk. Je kunt respondenten op verschillende manieren hun vergoeding geven: geld overmaken op hun bankrekening, met cadeaukaart, het geld overmaken naar een goed doel. De vergoeding via een cadeaukaart is vaak de minst tijdrovende, omdat je het e-mailadres van de respondent vaak al hebt.
Een vragenlijst is handig indien je in korte tijd veel reacties op een bepaald onderwerp wilt ontvangen. Echter, kan je met een vragenlijst niet doorvragen als men een antwoord geeft op een vraag. Een interview is daarvoor meer passend. Als je alleen met gesloten vragen werkt, zal je vaker aanvullend een interview houden voor meer verdieping in de antwoorden te krijgen.
Wij adviseren dit te doen wanneer mensen in hun eigen tijd aan een focsugroep bijdragen. Iemand maakt tijd vrij om met jou in gesprek te gaan. De Patiëntenfederatie raadt aan om patiënten een vergoeding te geven van €100,- per uur. Dit is best een fors bedrag en niet in alle gevallen mogelijk. Je kunt respondenten op verschillende manieren hun vergoeding geven: geld overmaken op hun bankrekening, met cadeaukaart, het geld overmaken naar een goed doel. De vergoeding via een cadeaukaart is vaak de minst tijdrovende, omdat je het e-mailadres van de respondent vaak al hebt.
LSD staat voor luisteren, samenvatten, doorvragen.
LSD staat voor luisteren, samenvatten, doorvragen.
Luisteren is meer dan horen. We luisteren vaak maar half, maar horen wel alles wat gezegd wordt. Luisteren doe je met heel je lichaam. Je zorgt voor een open houding: goed oogcontact leggen, af toe knikken met je hoofd en geen armen over elkaar. Daarnaast geef je de ander de ruimte om uit te spreken. Vul niet iemands verhaal in en jaag hem niet op. Uiteraard kan je wel korte verbale reacties geven als: ‘hm’, ‘ja’, ‘o?’, ‘en toen?’, ‘vertel vooral meer’ of papegaaien: één woord of enkele woorden op vragende toon herhalen.
Met samenvatten geef je aan dat je hebt geluisterd en check je of je dingen hebt gemist, hetzelfde hebt begrepen. Tijdens het samenvatten maak je een korte opsomming van de belangrijkste highlights uit het gesprek. Als je wat vergeten bent of iets anders hebt opgevat, zal je gesprekspartner dat waarschijnlijk aangeven. Je kunt je samenvatting beginnen met: “Bedoel je nu te zeggen dat…” , Begrijp ik het goed, als ik zeg dat….”. “Klopt het dat je van mening bent dat”. “Ik check graag even de kern van wat je zojuist hebt gezegd bij je….”
Doorvragen is belangrijk omdat het eerste antwoord dat iemand geeft vaak nog enigzins aan de oppervlakte blijft. Vaak kom je pas na enkele verdiepende vragen tot de echt interessante verhalen, aannames of ideeën. Je kunt doorvragen door: a) iemand uit te nodigen om “nog meer over te vertellen”, b) door te vragen iets met een voorbeeld te illustreren, c) iets toe te lichten, of d) iemand te prikkelen. Prikkelen kan door mensen te confronteren met hoe andere mensen ergens anders over te denken of door de risico’s van een idee of gedachte te belichten.
Zeker. Wees daar niet te bang voor. Door het geven van je mening lok je vaak interessante reacties uit. Er kan een interessante gedachtewisseling door ontstaan die iedereen in het interview tot nieuwe inzichten en kennis kan brengen. Bovendien positioneer je je als actieonderzoeker niet als neutrale partij aan de zijlijn. Je bent co-veranderaar. Dit betekent wel dat je goed moet nadenken over wat jouw mening of vragen met iemand doen en dat je reflectie organiseert op de ethische aspecten van jouw inbreng tijdens het interview.
Dat hangt sterk af van de complexiteit van het vraagstuk, het aantal betrokken stakeholders, en het doel van je interviews? Je kunt doorgaan met interviewen totdat er sprake is van data-saturatie, oftewel totdat je weinig nieuwe dingen meer hoort. Maar als je vooral bij veel direct betrokkenen betrokkenheid wil creëren, dan ga je door totdat jullie de belangrijkste betrokkenen gesproken hebben. Wanneer je de wens hebt om over je interviewstudie te publiceren in een wetenschappelijk journal, is het belangrijk dat je minimaal 12 interviews hebt afgenomen en een zorgvuldig selectieproces van “respondenten” hebt gevolgd.
Een stakeholderanalyse vormt een goede basis voor de selectie van je gesprekspartners. Neem daarin de volgende aspecten mee:
Let op! De selectie van je gesprekspartners is politiek en is daarmee ook een ethisch vraagstuk. Sta hier gezamenlijk bewust bij stil en noteer je beweegredenen in je reflectiedagboek.
Er zijn veel verschillende vormen van actieonderzoek en die verschillen zijn vaak te verklaren door de onderliggende paradigma’s. Mensen met een ander paradigma spreken vaak een andere taal en kunnen behoorlijk van mening verschillen. Inzicht in verschillende paradigma’s helpen je om verschillende meningen over het wat, waarom en hoe van verander- en onderzoeksprocessen te verklaren. Wanneer je weet en ziet welke verschillende paradigma’s er zijn, kun je er bovendien makkelijker een gesprek over voeren. Ook helpt het te duiden waar iemands zorgen, twijfels en kritiek vandaan komen en om mensen uit te leggen hoe je daar anders naar kunt kijken.
Paradigma’s bestaan uit aannames over ontologie, epistemologie en methodologie. Ontologie, ook wel de zijnsleer genoemd, betreft onze visie op de wereld en werkelijkheid: waarover kunnen en willen we kennis vergaren? Epistemologie, ook wel kennisleer, betreft onze aannames over kennis en dat wat er te weten valt: Hoe kunnen we iets weten? Op welke manier kunnen we kennis verzamelen? Methodologie betreft over de wijze waarop we tot kennis kunnen komen.
Daar zijn de meningen over verdeeld. Je kunt je rol als facilitator van veranderprocessen sowieso beter vervullen als je de aannames van mensen herkent en bespreekbaar kunt maken. Kortom, bekend zijn met meerdere paradigma’s is mogelijk en waardevol. Tegelijkertijd zijn er mensen die verschillende paradigma’s ‘incommensurabel’ vinden oftewel niet met elkaar verenigbaar. Er zit ook een stevig verschil tussen uitgaan van, en zoeken naar, objectieve kennis aan de ene kant, en uitgaan van, en werken met, cultureel en historisch bepaalde constructies. Als actieonderzoeker dien je daar wel bewuste keuzes in te maken.
We kiezen op deze Academy voor het woord paradigma omdat we verwachten dat dat het meest herkenbaar is voor mensen. Het woord is bekend geworden door Thomas Kuhn’s “The structure of scientific revolutions” (1970) en Guba & Lincoln schreven er in 1994 een impactvol artikel over: Competing paradigms in qualitative research.
Alternatieve termen voor het woord paradigma zijn ’thought style’ (Chia, 1995), meta-theory (Hosking & Pluut, 2010), onderzoeksoriëntatie (Alvesson & Skoldberg, 2000), ‘intelligibility nucleus’ (Gergen, 1994) en ‘world views’ (McNamee, 2014).
De definities van deze begrippen kennen relatief kleine verschillen, die vooral te maken hebben met het niveau waarop ze het paradigma verwoorden (voor specifieke onderzoeksvelden, voor onderzoek in het algemeen of nog breder) en de mate waarin zij de paradigma’s als relatief stabiel of juist als dynamisch en divers beschouwen.